Voorpublicatie tweede fragment

van de roman

Het interview

van Thomas van der Vliet

in tekst en in gesproken woord,

met soundtrack

Het Interview 8

Linosnede: Hélène Bautista

Deze week het tweede fragment uit het nog te verschijnen romandebuut van Thomas van der Vliet, Het interview, een multimediaproject waarin de romantekst, geïllustreerd door linosnedes van Hélène Bautista, vergezeld zal gaan van een link naar het gelijknamige audioboek, gesproken door Alex Roeka en met muziek van Van der Vliets pop noir-band The Bullfight. De complete soundtrack en instrumentale score van Het interview zal tevens in de vorm van een dubbel-cd bij het boek worden geleverd.

In de roman interviewt een cynische journalist Nederlands bekendste acteur, Franck Heeresma, die na verschillende schandalen uit de media verdween en nu een boek over zijn leven uitbrengt. Doordat de gesprekspartners ieder een eigen agenda blijken te hebben, verandert het aanvankelijke doorsnee interview al gauw in een confrontatie waarin weinig is wat het lijkt.

Hoofdstuk 10

Bijna twee jaar na onze eerste kennismaking behaalden Werner en ik ons havodiploma. Ik met de hakken over de sloot en stevig leunend op mijn compensatiepunten voor Engels, Werner cum laude. Drie maanden zomervakantie lagen aan onze voeten. Elke avond dronken we ons een delirium en elke dag lagen we op het strand onze roes uit te slapen. We stonden aan de vooravond van ons afscheid als klasgenoten, maar die zomer leefden we in absolute zorgeloosheid en de dagen regen zich naadloos aan elkaar.
    ‘No one forgets the truth, they just get better at lying,’ toeterde Werner met zijn veel te harde, dronken stem. Hij keek me afwachtend aan.
    ‘Ja ja, laat me even denken.’
    Het was laat in augustus en de avond was aan het uithijgen van de warme zomerdag die eraan vooraf was gegaan. Werner en ik hingen op de vertrouwde barkrukken in onze stamkroeg. De muziek stond zo hard dat we elkaar nauwelijks konden verstaan.
    ‘Keats?’
    Werner schudde driftig nee.
    Het was druk. Allebei hadden we een glas Jameson voor ons staan.
    We moeten haar zo’n beetje tegelijk gezien hebben. Ze was mooi, fotomodellenmooi. Met haar donkere haren opgestoken, stond ze op het terras onder een guirlande van gekleurde lampjes. Ze was tenger, had een prachtige zwarte jurk aan en een glas rode wijn in haar hand. Haar roomwitte huid reflecteerde de kleuren van de lampjes. Werner had vaak succes bij de meisjes. Niet dat hij nou zo’n Casanova was, maar hij bezat een natuurlijke zelfverzekerdheid die dezelfde invloed op jonge vrouwen had als een glas cola op wespen. Voordat ik überhaupt een openingszin kon bedenken – iets dat ik altijd al achterlijk had gevonden – was Werner onder de bezielende regie van zijn dubbele Jameson met ijs al naar haar toe gewankeld.
    ‘Yates,’ fluisterde hij in mijn oor terwijl hij wegliep. Hij knipoogde en voegde er klikgeluidje met zijn tong aan toe.
    Zo ging het vaker. Ik voelde me het hulpje. Iemand die ter ondersteuning meeging tijdens een missie. Zoals elk geolied duo hadden we allebei onze rol en diep vanbinnen zou ik best Holmes willen zijn, maar de waarheid was dat ik een Watson was.

Hij tikte haar met een zelfverzekerde blik op haar rug, waarop ze het gesprek met een vriendin onderbrak en zich naar hem toe draaide. Werner had voor dit soort situaties altijd een vaste quote die verrassend zelden zijn uitwerking miste.
    ‘The only people for me are the mad ones, the ones who are mad to live, mad to talk, mad to be saved, desirous of everything at the same time, the ones who never yawn or say a commonplace thing, but burn, burn, burn like fabulous yellow roman candles exploding like spiders across the stars.’
    Hij hield niet eens van Kerouac, maar gebruikte de quote te pas en vooral te onpas om indruk te maken op vrouwen. Ik zat te ver van hen verwijderd om het gesprek te kunnen horen, maar zag aan de blik in haar ogen dat ze geïmponeerd was. Ze raakte zijn arm aan en lachte opzichtig, terwijl haar vriendin zichtbaar verveeld op haar telefoon zat te kijken. Ongeveer zeventig procent van alle communicatie is non-verbaal.
    Na een minuut of tien kwamen ze alle drie mijn kant op geschuifeld.
    ‘We gaan een stukje varen, Steef. Ga je mee?’
    Ik keek hem in de ogen. Zijn ogen fonkelden en hij was zichtbaar aangeschoten. Nee, niet aangeschoten, hij was een paar slokken verwijderd van stomdronken.
    ‘Ik moet rijden zeker?’ vroeg ik.
    We hadden al vaker laat op de avond besloten om te gaan varen met de boot van zijn vader. We hadden allebei nog maar net ons rijbewijs en zouden bij een alcoholcontrole onverbiddelijk door de mand vallen. Het was echter een nietszeggend ritje van een kilometer of tien en ik had het stuk al zo vaak gereden, dat ik de weg op mijn duim kende, zelfs beneveld. De politie controleerde hier werkelijk nooit en aangezien Werners drinktempo aanzienlijk hoger lag dan het mijne, was ik vaak de pineut. Watson is de naam.

‘Dit is Emily en haar vriendin heet-’
    Werner stopte met praten en keek beschaamd naar Emily.
    ‘Wendy,’ zei ze. ‘Net als een paar minuten geleden.’
    ‘Oh ja, jaja, Wendy. Emily en ik dachten dat jullie het wel met elkaar zouden kunnen vinden.’
    Werner keek me triomfantelijk aan en trok tegelijkertijd zijn wenkbrauwen omhoog en zijn mondhoeken naar beneden. Een gebaar dat voor ‘je zit gebeiteld’ moest doorgaan.
    ‘Ze zijn ook met de auto en rijden achter ons aan,’ vervolgde hij.
    Ik keek naar Wendy.
    Zij keek verontschuldigend mijn kant op en het was overduidelijk dat er geen klik was.
    Nul aantrekkingskracht van beide kanten. We waren niet meer dan de begeleiders van Werner en Emily. Figuranten.
    Ik zuchtte en hield mijn hand op.
    Ik had geen zin, maar de ongeschreven regels van vriendschap waren onverbiddelijk.
    Werner lachte en legde de autosleutels van de zwarte Mercedes Benz in mijn hand.

‘En?’ vroeg Werner.
    ‘Wat en?’
    ‘Leuke vrouw toch?’
    Ik zuchtte.
    ‘Wat?’
    ‘Nou, niet helemaal mijn type vrees ik, Werner.’
    Ik schakelde de autoradio aan.
    ‘Heb je een type dan?’ lachte Werner.
    Op het dak van de Mercedes hoorden we het ongecoördineerde ritme van dikke regendruppels die op metaal uiteenspatten. Een voorbode van de zomerse hoosbui die aanstaande was. Het begon te waaien en het kon niet lang duren voordat het zou gaan onweren.
    ‘Kut,’ zei Werner doeltreffend, terwijl hij voorover boog om goed door de voorruit te kunnen kijken.
    Ik was weliswaar minder dronken dan Werner, maar vroeg me oprecht af of ik wel in staat was tot autorijden.
    ‘Kunnen we wel varen met dit weer?’ vroeg ik.
    Het licht sprong op groen en langzaam liet ik de koppeling opkomen. Ik zette de ruitenwissers aan en keek in de achteruitkijkspiegel of Emily en Wendy ons nog steeds volgden. Ze reden een meter of twintig achter ons.
    ‘Denk het wel hoor,’ zei Werner, die nog steeds voorover hing en de ontluikende wolkbreuk bestudeerde. Hij klonk niet overtuigend.
    Het getik op het dak klonk steeds sneller en luider. Ik besloot me maar aan de toegestane maximumsnelheid te houden en minderde wat vaart.
    ‘Anders moeten we ons in de kajuit maar ver-’
    In mijn herinnering draaide het stuur zonder aankondiging of aanwijsbare aanleiding een halve slag. Alles wat los lag werd door de auto gesmeten en nog voordat we de grond raakten, besefte ik al dat we over de kop vlogen.
    Met een oorverdovend gerinkel kwamen we ondersteboven weer op de weg terecht. Ik hoorde Werner iets onverstaanbaars roepen. De airbags sprongen met een luide knal uit het dashboard en we schoven een schijnbaar eindeloos stuk door over het asfalt totdat we met een harde knal ergens tegenaan botsten en tot stilstand kwamen. Ondersteboven in mijn stoel hangend voelde ik een scherpe pijn in mijn ribben en een splijtende hoofdpijn. Ik hoorde een metalige ratel ergens vanuit de auto komen en op de achtergrond – tussen het suizen van mijn oren – hoorde ik vanuit de autoradio een deuntje dat ik herkende, maar zo gauw niet kon plaatsen.
Een vage stem klonk ergens in de verte. Werner. Er schoten een paar willekeurige beelden door mijn hoofd. Mevrouw Plaisiers hoofd na mijn eerste     paniekaanval, mijn speelgoedautootjes van vroeger. De kinderlijke krabbels van mijn handtekening op mijn diploma, die ondanks het vele oefenen zichtbaar verraadden dat ik slechts een man in wording was.
    Mensen die zeggen dat je op dat soort momenten je leven aan je voorbij ziet flitsen weten niet waar ze het over hebben. Dat wekt de suggestie dat het een chronologische en coherente voorstelling is die even de belangrijkste punten van je leven aanstipt, maar de waarheid is dat het willekeurige beelden zijn, details. En dan ook nog eens door elkaar, als in een koortsige droom.
    Ik rook benzine. Achter me hoorde ik Werner weer roepen en daarna niks meer.

Ik ben eraf gekomen met enkele gekneusde ribben, een stevige hersenschudding en twintig hechtingen boven op mijn hoofd. De dokter moest een hap uit mijn haar knippen om me goed te kunnen hechten, iets waar Werner verrassend veel grapjes uit wist te peuren in de weken na het ongeluk. Werner had enkel wat blauwe plekken en bloeduitstortingen.
    Pas toen ik bijkwam in het ziekenhuis ontdekte ik dat Werner mij uit de bestuurdersstoel had getrokken. Hij had de politie wijsgemaakt dat hij had gereden. Zo bleef mij erger onheil dan enkele hechtingen en een gekrenkt ego bespaard. Werner kwam eraf met een taakstraf, waar gevangenisstraf wegens rijden onder invloed eerder in de lijn der verwachting had gelegen.
    Het kon niet anders of zijn vader beschikte behalve over genoeg geld ook over de nodige macht en invloed. Misschien had de officier van justitie een paar weken eerder een oldtimer gekocht bij Werners vader. Ik heb het Werner nooit gevraagd. Ook heb ik nooit aan hem gevraagd waarom hij de schuld op zich had genomen. Wellicht voelde hij zich schuldig, omdat hij mij had laten rijden, of misschien doen vrienden dit gewoon voor elkaar. Werner was evengoed wederom bepalend geweest in mijn leven en ik wist in het ziekenhuis al dat ik dit hem nooit zou kunnen terugbetalen.

Behalve prozaschrijver is Thomas van der Vliet multi-instrumentalist en songwriter bij pop-noir band The Bullfight, met wie hij meerdere platen uitbracht. Hij schreef eerder het scenario en de soundtrack voor de korte film Lucide (2009), die zijn wereldpremière beleefde op het IFFR. Als songwriter en muzikant werkte Van der Vliet samen met onder anderen Henry Rollins, Barry Hay en Spinvis.