Nooit

Grasland, zandpad, bosrand.
Een stofwolk voert alle zuchten mee.

Zie …
Altijd weer op handen draagt hij haar.
Rug tegen zijn schouder.
Haren in de wind.

Zie hoe ze lacht …
Opgeheven, draait hij haar naar de zon.
Licht door de haren. Schaduwen op de grond.

Ze hebben het toch weer gemaakt – tijd kreeg
geen vat op hen: wat niet dooft, niet stopt.

Nooit houdt het verlangen op.

    In onschuld

Een zeepbel in de vlucht hoor je niet.
Je weet alleen dit: als ze knapt volgt
geknipper met ogen, een glimlach
– ingetogen allegria.
En een hemelse geur vult de lucht.

Zij staat op. Er hangt sop
aan haar borsten en kin.
En hij wacht ademloos tot het drupt.

Als het drupt, volgt een zucht; wordt de heilige
stilte doorbroken. En hij vangt haar en wikkelt haar in.

Verderop in de bench draait de hond nog eens rond,
legt zich neer, sluit in onschuld de ogen.

En de spiegel lost op in de mist.

Eric Vandenwyngaerden

Eric Vandenwyngaerden (Diest, 1955) Studeerde aan KU Leuven. Werkte als opvoeder in Diest. Publiceerde poëzie in Ballustrada, De Vallei, De Schaal van Digther, Gierik & NVT, Nynade, Oostland, Opspraak, Schoon Schip en Weirdo’s. In 2005 verscheen ‘Het licht stelt de wet’ bij Kramat (Westerlo), in 2012 ‘Dit verblijf’ bij Berghmans Uitgevers (A’pen) en in 2019 ‘Toegevoegde tijd’ bij C. de Vries-Brouwers (Antwerpen/Rotterdam). Hij was van 2010 tot 2012 stadsdichter van Diest.