Reünies en ruïnes
Kort verhaal
Onlangs waren mijn vrouw en ik op een reünie van een groep die zij ooit beschouwde als haar thuis. Het is voor mij de derde reünie in een jaar tijd. Misschien zegt dat iets over de plotse hang naar nostalgie op vijfendertigjarige leeftijd, ware het niet dat het dan vooral de anderen zijn die een acuut verlangen naar vervlogen tijden te beurt valt, omdat nostalgie zich al in mijn kruin had genesteld zodra ik voelde wat vergankelijkheid was, zodra ik besefte dat dit ene moment, die ene seconde, nooit meer zou terugkomen. Als klein ventje greep die gedachte me al naar de keel.
Als introvert word ik niet meteen wild van het idee van zo’n post rem samenkomst. Het kan me nooit voorbereiden op de onvoorstelbare hoeveelheid onvoorspelbare anekdotes van vroegere kennissen die ein-de-lijk wat te vertellen hebben. En toch zijn deze reünies spek naar mijn bek. Zelfs als het een reünie van mijn vrouw betreft en ik de genodigden nauwelijks ken.
Toen we ’s avonds thuis aan de eettafel zaten te reflecteren, zoals wij dat wel eens plegen te doen na een sociaal evenement, zei ze dat ze blij was dat ze voor mij had gekozen en niet dat andere pad had gevolgd. Ze had een grote afstand gevoeld, er was een magie gebroken, een blinddoek afgevallen. Ik vroeg of het gevoel teleurstelling was, maar ze antwoordde negatief. Het was eerder een gevoel van opluchting, of verheldering, zonder de groep in een slecht daglicht te plaatsen. Zelf had ik ook dat gevoel. Hoewel ik met een zekere kerel een onderhoudend gesprek had, bleef het haar verleden, niet het mijne. En ik had geen commentaar willen geven. Maar dat gevoel van verheldering had ook mij bekropen. Het zijn antwoorden die je op zo’n moment krijgt, antwoorden op nooit gestelde vragen, die als een verfrissende plensbui uit de hemel vallen.
Het is gek hoe ontnuchterend het kan zijn om je verleden weer op te zoeken. Het lijkt alsof niemand verder is gegaan, alsof iedereen nog exact is wie hij of zij was. Oké, er zijn rimpels, vetlagen, kale plekken, kinderen en bedrijfsfuncties bijgekomen, maar voor de rest voel je je, bij gebrek aan een beter woord, volwassen, in de oorspronkelijke betekenis van het woord: volgroeid.
Nu vraag ik me af of dat een intrinsieke eigenschap is van een reünie. Misschien voelen we ons daar allemaal volgroeid en lopen we voor elkaar ons gezicht op te houden. Misschien is het gevoelsbedrog. Zijn reünies gedoemd om te mislukken? Kunnen ze er niet voor zorgen dat we elkaar ontmoeten in die hogere, verdere levensfase? Of slagen ze net wonderwel in hun opzet, namelijk de tijd stilzetten en het gevoel geven dat niemand veranderd is ten opzichte van vroeger? En wat als jij wél veranderd bent?
De antwoorden waarover ik zopas schreef, lijken alsnog vermomde vragen. Het is ook treffend dat het woord reünie sterk lijkt op ruïne. Je bezoekt een afgebrokkeld verleden, waarin de geest van weleer nog steeds voelbaar is, doch een schim van zichzelf.
Lennart Vanstaen