Elders bespreekt

Niets verlaat de tijd

van Luc Vandromme

B O E K B E S P R E K I N G

Luc Vandromme, Niets verlaat de tijd

Luc Vandromme, Niets verlaat de tijd
2022, Godijn Publishing, 595 p., € 29,99

Wat is dat toch met die tijd?
Dit jaar is het vierhonderd jaar geleden dat Ferdinand Verbiest (1623–1688) in het West-Vlaamse Pittem geboren werd. Dat wordt daar natuurlijk gevierd. Hij was jezuïet en werd in 1659 als missionaris naar China gestuurd. Hij kwam aan het Chinese hof terecht en werd zelfs mandarijn. Hij was bijzonder creatief. Zo ontwierp hij er de eerste stoomauto en een thermometer. Maar hij zorgde er ook voor dat de Chinese kalender veranderd werd. Dat gebeurde op basis van zijn sterrenkundige waarnemingen. Hij keek dus als het ware op een andere manier naar de tijd. Laat dat, zoveel jaren later, nou ook iets zijn wat Pittemnaar Luc Vandromme (1961) doet. Hij is net zo’n creatieve geest. Hij is jazz-zanger, beeldend kunstenaar en schrijver, maar geen jezuïet.

Vandromme ziet die verschillende kunstdisciplines als een geheel, waarbij de meeste aandacht uitgaat naar het schrijven. ‘Daarin vinden zijn verbeelding en zijn “stem” hun diepste uitdrukking’, staat te lezen op de achterflap van Niets verlaat de tijd, zijn laatste roman, een vuistdikke familiekroniek, waarin tijd een essentiële rol speelt. De auteur vraagt zich af wie hij eigenlijk is, waar zijn roots liggen en hoe het komt dat hij is zoals hij is. Welke sporen zijn er bij zijn voorouders terug te vinden? De roman wordt daarmee een queeste met als doel grip te krijgen op de tijd en op herinneringen om zo tot inzicht te komen. ‘Tijd fascineert me. Een net zo fascinerende gedachte is dat nu het gevolg is van vroeger. Hoe steken het leven, de aarde en het heelal in elkaar? Hoe merkwaardig is het dan dat gebeurtenissen uit het verleden het menselijk gedrag bepalen. Hoe merkwaardig is het dat zaken uit mijn jeugd mij als persoon nog steeds beïnvloeden. Blijkbaar heeft het geheugen een ontzaglijke kracht,’ zei hij in een interview.

Niets verlaat de tijd is een episch verhaal waarin het om meer gaat dan de negen monologen van de geportretteerde familieleden. De roman gaat onder meer over de werking van het geheugen. Je kunt daarbij beter spreken van postmemory. Er is immers een groot verschil tussen de herinnering aan wat gebeurd is en de herinnering zoals die verteld wordt. En hoe langer het geleden is dat iemand leefde, des te minder volledig zijn die herinneringen. Dan ga je feiten met fictie vermengen. Zo zie je dat de eerste drie delen van Niets verlaat de tijd geringer van omvang zijn, simpelweg omdat minder vaststaat en herinneringen verloren zijn gegaan. Door kunst te gebruiken kun je de tijd vervormen, je kunt hem vertragen of versnellen. Vandromme reist door de tijd heen, hij vindt het ervaren van de tijd belangrijker dan ‘de tijd van de klok’. ‘De ware tijd komt pas tot leven wanneer de klokken zwijgen’ (William Faulkner).

Ieder personage vertelt zijn verhaal vanuit het ik-perspectief. Daardoor word je meteen betrokken bij het verhaal. Vandromme schildert trefzeker hun leven, geeft de personages hun eigen stem, portretteert ze met hun eigenaardigheden, hun durf, ondernemerschap, laat hun kwetsbaarheid en emoties zien. Hij kijkt door hun ogen naar de wereld waarin zij leven. In feite maakt hij iconische schilderijen in woorden van zijn voorouders. Ze zijn gewone mensen. Dat is krachtig, want het vergroot de herkenbaarheid. Een andere laag die in het verhaal zit is dat je meegenomen wordt in de Europese geschiedenis en de invloed daarvan op het dagelijks leven. Het verhaal speelt zich hoofdzakelijk in West-Vlaanderen af. Het zijn de familieanekdotes die het verhaal kleuren tegen de achtergrond van de geschiedenis (de Eerste en Tweede Wereldoorlog), Arbeitseinsatz, de Vlaamse Beweging met Joris Van Severen, het ‘dom houden’ van de Vlamingen, het standsverschil tussen arbeiders en boeren, stad en platteland, migratie, het keihard werken in de vlasteelt, de pogingen om vooruit te komen in het leven, de rol van het geloof (‘wat deed hun wierook tegen de kogels en kanonnen’), het fout zijn in de oorlog met alle consequenties voor een gezin, de frustratie van het op de rit hebben van je leven en dan door de beurskrach van 1929 weer alles kwijt te zijn. Altijd is er dat doorzettingsvermogen, familieleden die elkaar helpen, de flexibiliteit, je talent gebruiken om verder te komen. Vandromme laat zijn familieleden met de grote levensvragen worstelen. En die vragen zijn universeel, gelden voor iedereen: vragen over liefde, dood, huwelijk, kinderen krijgen, de familie, geluk, tegenslag, oorlog, werk, ambitie. Elk personage is een radertje in de tijd.

De auteur weet de spanning in zijn verhaal goed vast te houden, weet te ontroeren. De foto’s uit zijn familiearchief geven extra charme en diepte aan het boek. De taalliefhebbers komen ruimschoots aan hun trekken. Humor wordt ingezet om te relativeren. Vaak gebruikt hij de ‘drieslag’ (of een vierslag), een opsomming van drie (of vier) dingen om iets extra kracht bij te zetten en de tekst te versterken: ‘Mijn benen willen mee met mijn gedachten. Daar op straat. Rennen. Springen. Schoppen tegen wat los zit. Slaan met de deuren.’ Tegenstellingen zorgen ervoor dat beelden nog sterker worden. In een luttele zin kan hij een karakter neerzetten. En zijn taalgebruik is plastisch: ‘De herfst glibbert. De bladeren rillen aan hun takken en vallen bijzonder vroeg’ of: ‘ze schrijft zoals ze denkt, zonder punten en komma’s. Als een waterval van woorden die ontspringt en ineens stilvalt.’

Al die ik-figuren zijn in feite deeltjes van Luc Vandromme zelf: Niets verlaat de tijd immers. En daarmee is de queeste voltooid, of toch nog niet… want Vandromme is ook beeldend nog bezig met Niets verlaat de tijd. Hij maakt schilderijen waar je als het ware door een sluier naar het verleden kijkt en heeft iconische portretten gemaakt van zijn hoofdpersonages. Nu nog de muziek of het theater.

Boekbespreking door Jan Stoel

Jan Stoel (1954) heeft vijfentwintig jaar in het primair onderwijs gewerkt, waarvan zeventien als directeur van een basisschool. Daarna is hij zeventien jaar werkzaam geweest in de culturele sector, in de cultuureducatie. Zijn passies liggen bij literatuur, geschiedenis, non-fictie en beeldende kunst. Zelf zegt hij hierover: ‘De laatste jaren heb ik me vooral gericht op het recenseren van literatuur, het interviewen van schrijvers en het schrijven van artikelen die verband houden met literatuur. Als ik een boek lees wil ik alles weten over dat boek en wil ik me verdiepen in de auteur, zijn achtergronden, zijn inspiraties en zijn eerder werk. Een boek lezen is voor mij een studiemoment.’