Elders bespreekt

Mens is de naam

van Philip Hoorne

B O E K B E S P R E K I N G

Philip Hoorne voorplat Mens is de naam

Philip Hoorne, Mens is de naam
2024, Uitgeverij In de Knipscheer, 66 blz., € 18,50

Literaire terrorist

Direct na het lezen van de titel Mens is de naam, de net verschenen dichtbundel van Philip Hoorne, schoot mij ‘Ecce homo’ te binnen, de woorden die Pontius Pilatus sprak toen hij Jezus aan het volk toonde. ‘Zie de mens.’ En ik moest denken aan de mombakkesen en tronies die Brueghel en Bosch lang geleden schilderden. Monsters die Jezus bespotten en met hun afzichtelijke koppen het volmaakt tegenovergestelde vertegenwoordigden van degene die Gods zoon was… Ook de omslag van Hoornes dichtbundel toont maskers. Die van een duivel, van een kat en van iemand die met grote ogen naar de wereld staart. Het zijn de maskers die de dichter in ieder gedicht verwijdert. Hij beschrijft ons de mens zoals die is. En daarmee de naakte waarheid.
    Eigenlijk is Philip een provocateur, een literaire terrorist. Met vrijwel iedere eerste regel van zijn gedichten legt hij een bom onder de taal. Hij stelt de lezer voor de vraag: Wat vind je hiervan? Mag ik dit schrijven? En zo niet, waarom dan niet?
    Bij het opnemen van gedichten van Philip Hoorne in een bloemlezing zouden zijn gedichten, ook zonder zijn naam, direct opvallen. Ter illustratie hiervan een paar voorbeelden: ‘het is niet verstandig om iemand in brand te steken/ ook niet uzelf.’ ‘de beste plek om uitgehongerde vrouwen/ op te scharrelen is aan de uitgang/ van een ziekenhuis.’ Hoorne is zich bewust van zijn terroristisch schrijven. In het gedicht ‘God met ons’ komt een bom drie keer ter sprake. Hij wil de werkelijkheid zoals we die ervaren onderuit trekken. Vrij snel weet hij met zijn dichtbundel de vraag op te roepen of hij ons tot karikatuur maakt of dat wij zelf tot karikatuur verworden zijn. In Hoornes wereld is het heel normaal dat honden, ondanks dat ze niet kunnen autorijden, dat wel degelijk doen. Alle leegspraak die we dagelijks tegenkomen, zoals die tijdens onze o zo belangrijke meetings, wordt lachwekkend als deze dichter het beschrijft: ‘te laat komen of in mijn broek kakken/ ervaar ik allerminst als een dilemma/ tijd is relatief mevrouw de voorzitter/ een volgescheten broek is dat niet.’ Wellicht merkte u het al op. Hoofdletters of interpunctie ontbreken in de gedichten. Verder zijn de gedichten alfabetisch gerangschikt. Je kunt ze lezen in de volgorde die jou aanstaat. Citaten bekend van reclame of televisie worden onderdeel van het poëem. Vaak geruisloos, maar uiterst doelgericht. Of ze kort of lang zijn, de gedichten zijn een wereld op zich. Hoornes wereld. Een lachspiegel of een roman in slechts enkele regels. Geen woord zal hij schuwen. En dat zal de lezer weten ook…
    Ga je voorbij aan het cynisme en de narrenkap die Hoorne graag opzet, dan zie je ook andere poëzie. ‘Zie het licht’ is daar een uitstekend voorbeeld van. In de eerste strofe lezen we over een insect onder een omgekeerd glas, onwetend van de gevangenschap. Wanneer het glas wordt opgeheven vervolgt het beest de gang hoog tegen de bodem. Terwijl de vrijheid wenkt. Door het woord insect te gebruiken denk je meteen aan De gedaanteverwisseling van Kafka, door de verstikkende stolp in de tweede strofe aan The Bell Jar van Sylvia Plath. Een gedachte die de dichter meteen ontkracht. Hij schrijft: ‘het zou te gemakkelijk zijn hier de mensenmetafoor aan vast te knopen/ dat wij onder een verstikkende stolp naar adem happen/ niet weten hoe te ontsnappen.’ In strofe drie komt hij hierop terug. Hoorne maakt duidelijk dat het uitspreken van zijn metafoor direct gevolgen zou hebben. Dat verlossers binnen het uur aan zijn deur zouden staan. ‘terwijl ze me proberen te overtuigen lach ik hen subtiel uit/ dat vinden ze niet erg integendeel/ dat komt door die stolp waaruit ze mij willen bevrijden’. Met die laatste strofe valt alles op z’n plek. En daarmee zijn kijk op de wereld. Humor is het weermiddel van Philip Hoorne waarmee hij zich weet te handhaven.
    Met een lach die ontstaat na lang en indringend te hebben nagedacht over dat wat hij zag of hoorde. In het gedicht ‘Sightseeing by night’ lezen we: ‘soms komen de muren op mij af/ dan lach ik mezelf voor de spiegel uit/ en ga op pad in de nachtelijke stad.’ Je zou hem een voyeur van het dagelijks leven kunnen noemen. Zelf houd ik het liever bij de definitie van humor: Als je desondanks lacht.

Ezra de Haan