Elders bespreekt

Ik, blanke kaffer

van Paul Brondeel

B O E K B E S P R E K I N G

Ik, blanke kaffer, Paul Brondeel

Paul Brondeel, Ik, blanke kaffer
herdruk 2019, uitgeverij Vrijdag, 221 pagina’s, € 12,50

Ik, blanke kaffer verscheen in 1971 en vertelt het verhaal van een jonge Vlaming, Adriaan Cafmayer, die in 1954 samen met zijn vrouw Josiane uitgezonden wordt naar de toenmalige kolonie Belgisch Kongo. Hij wordt aangesteld als douaneambtenaar. Zijn loopbaan in de tropen duurt tot 1960. In dat jaar wordt Kongo onafhankelijk, verliezen de koloniale ambtenaren hun baan en keert ook Cafmayer terug naar België. Daar eindigt het boek. Zijn huwelijk is al eerder gestrand. Meteen na het verschijnen was Ik, blanke kaffer een verkoopsucces. Daarna raakten boek en schrijver in de vergetelheid. In 2019 werd het boek heruitgegeven. Elders-redacteur Kristien De Wolf plaatste het boek in Elders’ virtuele bibliotheek. Felix Monter (FM) en Hein van der Hoeven (HH) lazen het en bespraken het vervolgens samen.
FM: Ik had nooit van deze schrijver gehoord.
HH: Ik ook niet.
FM: Maar ik heb het met veel plezier gelezen. Het is goed geschreven en het leest vlot. En het is een verhaal waarbij je betrokken raakt. De thematiek is niet heel opwekkend: de afbrokkeling van een kolonie en het koloniale gezag. Heel fraai is de parallel tussen deze teloorgang en het stranden van het huwelijk van de ik-figuur en zijn Josiane. Verder vielen mij de vele mooie zinnen op. Al met al: Kristien, hartelijk dank voor deze leestip!
HH: De herdruk bevat de aanbeveling dat dit vijftig jaar oude boek klaar is om eindelijk opnieuw gelezen te worden. Daar ben ik het mee eens. Het boek is niet verouderd. Het relaas wordt heel direct beschreven, niet omfloerst. Het staat er allemaal. De overeenkomst in neergang tussen de kolonie en het huwelijk van de protagonist was mij niet opgevallen. Ik zag vooral een aantal afzonderlijke thema’s: blank versus zwart, de afwezigheid van idealisme onder de Belgen, de strijd tussen man en vrouw in het huwelijk, de verschillen in rang en stand in de kolonie, de manier waarop je je staande houdt wanneer je vanuit de ene cultuur wordt overgeplaatst naar een andere cultuur en een ander klimaat (Cafmayer is ontheemd, zijn vrouw Josiane geniet met volle teugen). Er zit veel herhaling in: weer een dronkenschap, weer een dag met overwerk, weer een knallende ruzie binnen het huwelijk. Maar storend vond ik dat niet.
FM: De herhaling is functioneel, want de scènes worden steeds iets sterker. Voor mij illustreert dat hoe Adriaan Cafmayer vastloopt. Hij draait zich als een kurkentrekker steeds vaster.
HH: Een mooi beeld! inderdaad, het wordt steeds erger.
FM: In de ambtelijke wereld is Cafmayer als beginnend douaneambtenaar de laagste kaste. Hij voelt zich niet op zijn plek, hij voelt zich een buitenstaander. Ook in de Nederlandse koloniale ambtenarij had je als onderknuppel niets te vertellen.
HH: Beide ambtenarijen waren sterk hiërarchisch, maar in Brondeels beschrijving presteert de bovenlaag in Kongo helemaal niets. Terwijl je in Nederlands-Indië toch bestuurders had met kwaliteiten. En ambtenaren met belangstelling voor de Indonesische cultuur.
FM: Alleen Cafmayer doet zijn best. Sterker nog, hij werkt zich het leplazarus. Misschien dankzij de calvinistische inslag werd er in Indië over het algemeen harder gewerkt dan in Kongo, dat ben ik wel met je eens.
HH: Niemand in Brondeels boek is idealistisch. Ook de Kongolezen niet. Geen ‘nobele wilde’.
FM: En onder de Kongolezen niemand die zich sterk maakt voor de onafhankelijkheid. Geen Soekarno, geen Hatta. Dat realiseer ik me nu pas.
HH: Dat is inderdaad opvallend. Ik heb zojuist De Raadsman van Friedericy gelezen. Speelt op Celebes in de jaren dertig. Daar duiken communistische Indonesiërs op, daar speelt de oppositie wel een rol.
FM: Maar pas op, het is een roman, geen geschiedenisboek. Er wás wel verzet, denk aan Lumumba, maar Brondeel laat het in zijn roman achterwege.
HH: Iets anders nu: er zit een autobiografisch element in het boek. Brondeel ging ook in 1954 naar Kongo, ook als douaneambtenaar. Net als Cafmayer. Wat vind je daarvan? Probeert hij zijn gedrag misschien te rechtvaardigen via dit boek?
FM: Het maakt de roman in de eerste plaats heel waarachtig. Al die details over het grensverkeer, dat gerommel met slagtanden. Dat Cafmayer zich snijdt aan de afgebroken exemplaren laat zien hoe ver hij gaat in zijn dienstijver. Nee, hij blaast zich niet op, integendeel, hij zet de ik-figuur neer als een minkukel die alleen in zijn werkijver enige bewondering afdwingt.
HH: Ik ben het met je eens. Het is nergens: ik deed het goed, de rest deed het fout.
FM: Ik zie het boek eerder als een aanklacht tegen het kolonialisme dan een poging tot zelfverheffing van de auteur.
HH: Cafmayer voelt zich ontheemd in, zoals Brondeel het ironisch uitdrukt, het paradijs onder het Zuiderkruis. Er zit een element van vervreemding in het boek.
FM: Ik wil nog een stap verder gaan. Cafmayer voelt zich niet thuis in het leven.
HH: Als forens in België was hij ook al doodongelukkig.
FM: Ja, neem deze beklemmende passage:
“mijn angst om haar nooit meer te ontmoeten, mijn angst, mijn onuitroeibare, onsterfelijke, dierlijke, groteske angst voor de anderen, en dat ik die dag wanhopig was, om haar, om een mens, zoals men alleen maar wanhopig kan zijn om een mens …”
FM: Een waanzinnig mooi contrast trouwens tussen deze Cafmayer en de ik-figuur uit Grangreen I (Black Venus) van Jef Geeraerts. Speelt ook in Kongo, in dezelfde tijd. Is geschreven in dezelfde stijl van een doordenderende monoloog. Maar Geeraerts’ hoofdpersoon is een hedonist die zich laat fêteren, zonder scrupules op groot wild jaagt en er lustig op los copuleert.
HH: Een mooi besluit van ons gesprek!

Hein van der Hoeven en Felix Monter