Elders bespreekt
Het theater der herinneringen
van Peter Lenssen
B O E K B E S P R E K I N G
Peter Lenssen, Het theater der herinneringen
2023, Uitgeverij In de Knipscheer, 506 blz., € 24,50
Hij drukt je erin tot je bijna geen adem meer krijgt. Ontsnappen is onmogelijk. De loopgravenmodder. De rotzooi. De stank van pis en angstzweet. De menselijke smeerlapperij die oorlog is. Die dan daarna vakkundig wordt weggeplamuurd door Het theater der herinneringen. Onberispelijk gemaaide herinneringsvelden. Herdenkingen die niet zonder militair vertoon kunnen alsof trompetgeschal achteraf nog iets kan goedmaken. Zalvende redevoeringen, alsof de wond ooit dicht zou kunnen gaan. Merkwaardige gedichten over Flanders Fields die worden verkocht als een vredesgedicht, maar dat helemaal niet zijn.
Ja, hij drukt je er diep in en ontsnappen is onmogelijk.
U bent gewaarschuwd.
Hij, dat is zij. De Turkse Meryem Yildiz die op zoek gaat. Naar de Duitse kunstenares Käthe Kollwitz en haar moederlijk verdriet. Ze heeft haar jongste zoon Peter tegen de zin van haar man als oorlogsvrijwilliger naar Flanders Fields laten gaan. Een raadselachtig besluit van de overtuigde sociaaldemocrate. De jongen sneuvelt meteen. Wat rest is een niet meer goed te maken spijt.
Net zoals Meryem een niet meer goed te maken spijt heeft van haar gedrag ten opzichte van haar moeder en vooral van haar vader. Käthe probeert die spijt en schuld te verwerken in een beeldhouwwerk, Meryem klampt zich vast aan de magische wereld van Istanboel, aan het meisje van toen, in witte kleren met een strik op haar rug, aan de kamer van haar ouders met de boeken die daar staan. In die boeken leeft hun wereld. In het beeldhouwwerk Treurend Ouderpaar van Käthe blijft haar zoon leven. Maar het is niet voor niets dat het bijna achttien jaar duurt voordat dat werk haar lukt.
Dit boek is geschreven door een auteur die geen compromissen wil sluiten met de primaire woede in zichzelf. Woede tegen wat de machtigen de onmachtigen aandoen. En wat de onmachtigen met zich laten doen, zich laten inpakken en be-propaganderen, zodat ze met foute vlaggen gaan zwaaien en zelfs vier jaar lang op elkaar gaan schieten.
‘Absurdisme is het vaandel van de mensheid,’ schrijft hij in de taal die zo kenmerkend is voor hem – Peter is geboren in 1957 te Kunrade (gemeente Heerlen) en woont nu in Heerlen. Die taal is rijk, vol guirlandes en diep doorvoeld. Zoals Vlamingen en Limburgers kunnen schrijven. Mag er van calvinistische taalscherpslijpers geen mus zonder betekenis van het dak vallen, moet het aantal bijvoeglijke naamwoorden tot een minimum worden beperkt en heerst er het show don’t tell-dogma, in zíjn verhalen stuiven woordveren en -veertjes in het rond en buitelen associaties en taalvondsten ongeremd over elkaar heen. Schijnbaar chaotisch, als het leven zelf dus, (dat) alsof je geen artistieke dwangstructuren kunt opleggen zonder te veel weg te laten.
Ja. Ik heb me in de 500 pagina’s laten onderdompelen. En soms heb ik hardop geroepen. Wat?! Echt waar?
Käthe, wat doe je nou toch?
Vorig jaar heb ik een boekwerk gepresenteerd over diezelfde tijd: Opeens geen grenzen meer. Een onderzoek naar wat Duitse jonge mánnen aangezet tot zoveel geweld en steun aan een misdadig regime. Hoe verwerkte hun binnenwereld de buitenwereld? In mijn onderzoek trof ik merkwaardige dingen aan. Bijvoorbeeld over de houding van mannen in de SPD, de Sociaaldemocratische Partij van Duitsland. Die was altijd tegen de oorlog. Op 3 augustus 1914 was er een vergadering waarin de Rijksdagfractie zou gaan stemmen over de oorlogskredieten. Uit alle uithoeken van het Duitse Rijk haastten SPD-afgevaardigden zich naar Berlijn. Sommige afgevaardigden die tegen wilden stemmen, zagen onderweg zo veel vaderlandslievende Kriegsbegeisterung, dat ze uiteindelijk hun besluit veranderden en vóór de oorlog stemden. De fractievoorzitter verklaarde in de Rijksdag:
‘In dit gevaarlijke uur laten we het vaderland niet in de steek.’
Maar niet iedere socialist was blij: Rosa Luxemburg belandde in een niet te stoppen huilbui en dacht aan zelfmoord. En ik dacht altijd dat de fervente sociaaldemocraat Käthe Kollwitz net als Rosa Luxemburg fervent tegen de oorlog was. En dat ís ze ook. Maar ze is óók moeder van twee kinderen. Een van hen móét in dienst, maar Peter wíl naar het front. Als vrijwilliger. Vader is mordicus tegen. Moeder twijfelt.
‘Käthe kent haar zoon en weet dat het vergeefse moeite is om hem op andere gedachten te brengen en hij wéét dat zij dat weet. En wat hij ook weet: dat ze het niet op de spits zal drijven, liefst conflicten uit de weg gaat, dat ze eraan hecht dat hij zelf beslist en dat ze hem uiteindelijk zal steunen. Dat heeft hij prima ingeschat. Ze springt voor hem in de bres en spreekt indringend met haar man. Als Peter een offer wil brengen, dan is dat zijn goed recht. Ze schrijft dat ze het gevoel heeft dat haar jongens zullen sterven, maar schrijft tevens over de geest van vernieuwing en verandering die in de lucht hangt. Ze rept van de optie “vrij offeren”: je belangeloos inzetten voor een ideaal.’
‘Vrij offeren’.
‘Een geest van vernieuwing en verandering die in de lucht hangt?’
Käthe, wat zeg je me nou toch allemaal?
Op een gegeven moment hangt ze zelfs de keizerlijke vlag uit; de verfoeide vlag van de reactionaire onbenul die haar vanaf het prille begin van haar kunstenaarschap de voet heeft dwarsgezet. Lenssen schrijft:
‘Hoe komt ze in hemelsnaam aan dat dundoek, waaraan voor de oorlog iedere rechtgeaarde sociaaldemocraat zijn kont afveegde?’
Toch is hij niet hard over haar. Uitgebreid beschrijft hij ook haar twijfel en huilbuien. Hij heeft mededogen.
‘Wanneer moet je voor iets staan, wanneer moet je wijken?’ Dat is de vraag die de schrijver de lezer voortdurend stelt.
Ik wist wel iets van wat zich daar in die westhoek van Vlaanderen heeft afgespeeld. Ik las onlangs weer eens Im Westen nichts neues. Maar er is ook de biografie over Westhoeker Stijn Streuvels. En de roman De vermaledijde vaders van Monika van Paemel. Daar las ik ergens het zinnetje ‘Dwazen zijn wij, die men het lachen niet kan afleren.’ Met een vergelijkbare zin sluit Lenssen zijn verhaal. En dat is op de een of andere manier een opluchting. Omdat het wáár is. Zoals zoveel in dit boek wáár is.
“Licht is overal,” herhaalde ze. ”Licht is overal.”
Jos Bours
(Schinnen, 1946) is dramaturg, publicist en schrijver.