Elders bespreekt
De Profundis
van Oscar Wilde
B O E K B E S P R E K I N G
Oscar Wilde, De Profundis
1971, Meulenhoff, 155 blz., vertaling door Gerrit Komrij; online te koop voor circa € 8,00 of te leen in de Openbare Bibliotheek
‘Ommen, den achtsten Mei, kamp ,,Erica”.’ Zo staat het helemaal links boven aan het randje van het vergeelde papier. In het handschrift van mijn vader. Het jaartal ontbreekt. Maar dat weet ik inmiddels: 1943. De brief is bestemd voor een vriendin. De eerste zin luidt: ‘We zijn gegáán … er zat – wegens het te grote gevaar – niks anders op.’
Mijn vader is hier aan het woord voordat hij mijn vader was. Kamp Erica ligt bij Ommen. Daar is hij met een groep studenten heen getransporteerd vanuit Tilburg, waar ze zich op 6 mei hebben moeten melden, voor de Arbeitseinsatz. Op straffe van, zo lees ik in een van de boeken van Lou de Jong over de Tweede Wereldoorlog. Wát voor straf werd niet genoemd, die hielden de Duitsers volgens De Jong bewust duister. Ommen is niet het eindstation van de reis, dat is een Volkswagen-fabriek in Duitsland, ‘nabei Fallersleben’.
‘Boeken hebben hier haast evenveel waarde als eten,’ lees ik in diezelfde brief van vader, nog steeds vanuit kamp Erica dus. De zin dwarrelt bijna tachtig jaar later door mijn hoofd. Zou hij bedoeld hebben dat zowel boeken als eten schaars zijn in het kamp, maar dat eten gezien de zware arbeid nu belangrijker is dan lezen? En dat daardoor boeken ‘haast’ evenveel waarde hebben als eten? Dat zal vóór de oorlog voor hem vast anders zijn geweest, boeken hadden waarde en eten, och, dat was er altijd wel. Brood zeker, zijn vader was immers bakker.
Over boeken gaat het vaak en veel in de brieven die hij in 1943 schrijft aan familie en vrienden, eerst vanuit Tilburg, dan Ommen en vervolgens Duitsland. Zo reizend door de wereld van de literatuur van mijn vader van voor de oorlog kom ik in Klondike, Canada. Het is door een dichtregel die vader aanhaalt: ‘Delft waar ge staat, want waar ge staat is Klondyke.’ Zelfs zonder te weten waar dat Klondyke voor staat, vind ik de regel al prachtig. Inmiddels weet ik dat er goud gedolven werd in Klondike, zoals de Canadezen het schrijven. En dat de regel van de dichter Gerard Bruning is, overleden in de jaren twintig van de vorige eeuw.
Zou de dichtregel hebben geholpen het lot te aanvaarden, daar in de ‘KDF-Lager nabei Fallersleben’? Waarbij KDF staat voor Kraft durch Freude. Vader heeft het geprobeerd. Begrijp ik uit zijn brieven. ’s Avonds praat hij veel met zijn lotgenoten. Over Roeping en Lot en Aanvaarden en Gelukkig zijn daar waar je bent. Maar gaandeweg wordt dat aanvaarden moeilijker, want de werkdagen worden langer, evenals de werkweken, de honger groter, de Duitsers wreder en dat in een kamp achter gaas, ‘Gaasterland’, zoals vader het in een brief noemt. Een grapje om de moed erin te houden?
In de brief van ‘den achtsten mei’ lees ik dat mijn vader, destijds een 22-jarige student Nederlands, één boek heeft meegenomen op zijn reis met toen nog onbekende bestemming: De Profundis van Oscar Wilde. ‘Dear Bosie,’ zo begint dat boek. Het is de lange brief die Wilde in 1897 vanuit een Britse gevangenis schreef aan zijn vriend, de jongeman met wie hij een relatie had en wiens vader hem in de gevangenis deed belanden wegens sodomie. Kwam ik al lezend in de brieven van vader in het Duitsland van de Tweede Wereldoorlog, door het boek van Wilde kom ik in het eind negentiende-eeuwse Groot-Brittannië, in de wereld van een groot schrijver die zich – zoals ik dat nu lees – laat chanteren door zijn liefde voor een narcistische jongeman.
Waarom had vader juist dit boek bij zich? Vanwege het opgesloten zijn en dat Lot moeten aanvaarden, zoals Wilde? Omdat Wilde een beroemde toneelschrijver is en vader zelf toneelspeelde? Vanwege Wilde’s hang naar het katholicisme, wat een jongeman uit Brabant die bij de fraters op kostschool De Ruwenberg heeft gezeten mogelijk aansprak? Of was het de samenhang die Wilde zag tussen beide, kunst en Christus? Wilde schrijft hierover aan Bosie: ‘Daarom fascineert hij (Christus – AvR) kunstenaars zo. Hij bezit al de elementen die het leven kleurrijk maken: mysterie, uniekheid, pathos, suggestie, extase, liefde. Hij stimuleert de atmosfeer van verwondering…’
Ik herken in het boek van Wilde de vele hoofdletters die ook vader gebruikt in zijn brieven. Maar bij Wilde is dat niet alleen voor God of Lot of Liefde, bij hem ook voor Haat. ‘Haat verblindde je,’ schrijft Wilde aan zijn veel jongere geliefde. ‘De Haat gaf je je zin in alles wat je maar wilde. Hij was een toegeeflijke meester voor jou. Ja, hij is dat voor iedereen die hem dient.’ Daarom wil Wilde zijn vriend Bosie niet haten, om zich niet te laten verblinden.
Zou vader – door Wilde geïnspireerd – daarom vanuit Duitsland schrijven: ‘Je moet niet willen verbitteren over dit leven’? En zou hij daarom zichzelf vanuit zijn overvolle Duitse Lager, waar de luizen het slapen welhaast onmogelijk maken, moed in hebben gesproken door de woorden van de dichter Bruning te herhalen in zijn brieven? ‘Delft waar ge staat, want waar ge staat is Klondyke.’
Boekbespreking door Aukje van Roessel