Elders bespreekt

De bruidegom (sprookjes)

van Poesjkin

B O E K B E S P R E K I N G

De bruidegom Poesjkin

Alexander Poesjkin, De bruidegom, Sprookjes
2000, De Geus, 127 blz., op Boekwinkeltjes.nl van € 6 tot € 25,80 of te leen in een openbare bibliotheek.

De Oekraïense Elena is vanuit Kyiv gevlucht naar Hongarije. In de vluchtauto op weg naar de grens, tijdens het uren wachten bij de grenspost daar, leest ze haar twee kleinkinderen een sprookje voor van Alexander Poesjkin: De visser en de gouden vis.
    Ik kan Elena’s wedervaren volgen in de Volkskrant, vandaar dat ik hier Kyiv schrijf en geen Kiev, de krant heeft aan het begin van de oorlog besloten voortaan de Oekraïense spelling te gebruiken en niet langer de Russische, de taal van de agressor. Elena correspondeert met een journalist van de Volkskrant. Deze Iris Koppe studeerde ooit Russisch bij de nu 66-jarige Elena. Zij schrijven elkaar dan ook in het Russisch, in de krant staat uiteraard een vertaling. Russisch studeren in Kiev – ja, nu bewust in deze spelling – het is inmiddels onvoorstelbaar. En dan doel ik op de verwoestingen, de angst, de van hieruit onvoorstelbare ellende, niet op het in de ban doen van de Russische taal en letterkunde. Verwijst niet juist Elena naar de rijke geschiedenis daarvan?
    Volgens Elena kent iedereen in Oekraïne het sprookje van De visser en de gouden vis van de Russische schrijver Alexander Poesjkin. In haar correspondentie met Koppe moedigt ze de Nederlanders aan dat sprookje ook te lezen. Ik lees dat als een aanmaning: nu lezen dat verhaal, het heeft een boodschap voor je!
    In de bibliotheek vind ik één klein boekje, De bruidegom, met sprookjes van de in 1837 veel te jong gestorven Poesjkin. Een daarvan heeft de titel De visser en het visje, net even anders, maar grote kans dat Elena dit bedoelde. Pas thuis begin ik het te lezen. ‘Er woonde eens een visser met zijn vrouw…’ Arm zijn ze, wonen in een plaggenhut. Al 33 jaar.
    Maar op een dag vangt de oude visser een visje van goud. Dat visje smeekt de visser om te worden teruggezet in de diepblauwe zee: ‘Zet me terug, oude man! Ik zal je rijkelijk belonen: Ik koop me vrij met wat je maar wenst.’ De visser laat het visje gaan, maar wil daar niks voor terug hebben.
    Zijn oude vrouw denkt daar echter anders over en stuurt hem terug naar de zee. Eén keer, nog een keer, telkens als haar wens is vervuld, wil ze meer: eerst een nieuwe tobbe, dan een huis, vervolgens een kasteel, niet genoeg, een paleis wil ze, dan wil ze een machtige koningin zijn, heersen wil ze, eerst alleen over land daarna ook over de zee, opdat ook het visje van goud haar gaat dienen, ze omringt zich met vazallen en edelen én met een bewapende macht.
    ‘De oude man durft haar niet tegenspreken. Hij dorst er niets tegen inbrengen.’ Ook niet tegen die laatste wens van zijn vrouw. Maar als hij dit keer bij de zee komt, is deze niet meer diepblauw, maar woedt er een storm: ‘De boze golven maken zich dik, ze rollen en janken met gehuil.’ Wederom brengt de oude man de wens over, nederig als alle eerdere keren. Maar dit keer zegt het visje niks terug, het slaat slechts met zijn staart op het water en duikt meteen weer onder. De visser blijft wachten op een antwoord, maar krijgt het niet meer. Uiteindelijk gaat hij terug naar huis. ‘En kijk: daar stond de hut van plaggen weer; Op de drempel zat de oude vrouw, en voor haar stond een lekke tobbe.’
    Het is een sprookje. Maar je zou willen dat het bewaarheid wordt. Juist nu. Dat onverzadigbare leiders die uit zijn op steeds maar meer, en daarbij gebruikmaken van gewapende machten, hun verdiende loon krijgen, net als die oude vrouw. Maar misschien is de kans wel groter dat dit sprookje juist nu in de ban wordt gedaan. Onverzadigbare leiders houden niet van sprookjes die hun een spiegel voorhouden.
    Ten tijde van Hitler ging in bezet Denemarken een sprookje van Hans Christian Andersen in de ban, De boze koning, ook een potentaat die nooit genoeg had. En Poesjkin maakte al tijdens zijn leven mee dat een van zijn sprookjes niet mocht verschijnen, De pope en zijn klusjesman Kluns. En ook dat van zijn sprookje Het haantje van goud onder meer deze zinnen werden geschrapt: ‘Sprookjes liegen wel, maar toch! Trek soms lering uit bedrog.’
Woorden doen ertoe. Trek je eraan op, leiders zijn er bang van.

Boekbespreking door Aukje van Roessel

Aukje van Roessel (Eindhoven, 1955) werkt vanaf 1980 in de journalistiek, onder meer voor de Brabant Pers, de Volkskrant en NRC Handelsblad. Van 2004 tot november 2021 was ze politiek redacteur bij het weekblad De Groene Amsterdammer, waarvoor ze twaalf jaar lang wekelijks de kroniek ‘In Den Haag’ schreef. In 2016 ontving ze daarvoor de Anne Vondelingprijs. In de weekkrant Den Haag Centraal schrijft ze een column over wat haar verwondert aan Den Haag, de stad aan zee waar ze al geruime tijd woont.