Een onmogelijke route

F O T O Z A A K

Een onmogelijke route

Foto: Diederik Gerlach

Een soort man loopt door een soort straat. Hij heeft een tas in de hand, zijn jasje hangt open en hij doet een malle pas. Hij volgt een onmogelijke route. Ogenschijnlijk wil hij een portiek betreden, maar zijn lichaam is iets te ver vooruit en wil in de muur verdwijnen, opgaan in steen. Dat kan gemakkelijk, want de stenen zijn geen echte stenen, maar een verzinsel met reclamedoeleinden; door de mazen van een bouwhek (op de foto de schaduw daarvan) fotografeerde ik het reclamebord van een aannemersbedrijf.
    We zijn gewend geraakt aan bedrog. Wat we horen, lezen en zien is nauwelijks nog betrouwbaar, en we aanvaarden het, met het aanpassingsvermogen dat ons eigen is. Maar waar is aanpassingsvermogen voor nodig, als de mens geleidelijk vergruisd is in minuscule deeltjes, pixels genaamd, die net als bij een kameleon al naargelang van kleur verschieten?
    Op een dag, op weg naar Berlijn, tijdens de vertrouwde autorit van acht uur, beluisterde ik een radio-interview met een oude fotograaf. Hij betreurde de ondergang van de echte, analoge fotografie, en beweerde dat de nieuwe, digitale fotografie niets met fotografie te maken heeft. Hij schetste een bodemloos manipuleerbaar medium dat in ieder opzicht voorbijgaat aan de ethische en esthetische grondregels die ook in de fotografie gelden: schoonheid en waarheid. Zijn zachte, vriendelijke stem was in tegenspraak met deze radicale en zwartgallige voorstelling van zaken, maar zonder de draagwijdte van zijn woorden meteen te begrijpen, had ik het gevoel dat de man gelijk had. Het was vooral de onredelijkheid die onontkoombaar op de grenzeloosheid van het nieuwe medium volgde die je deed wanhopen aan een toekomst waarin willekeur en chaos de beeldcultuur zouden ondermijnen. Zo weten we inmiddels dat bijna alle foto’s kleine metamorfoses ondergaan, voordat ze aan de openbaarheid worden prijsgegeven. Niet zelden uitgevoerd met het grafische computerprogramma Photoshop.
    Onlangs liet ik een portretfoto maken, ten voeten uit. De fotograaf kwam met een digitale camera, diverse statieven en ander materiaal naar mijn atelier – materiaal dat hij van zijn vader, die een fotozaak had gedreven, had geërfd. Het mooist vond ik een buitenproportionele witte parasol die diende om, in de woorden van de fotograaf, ‘licht te maken’, en ook, als tegenhanger, een zwart schermpje dat juist licht moest ‘opslokken’, een woord dat me even deed huiveren. De voorbereidingen duurden langer dan de shoot zelf. Al bij de eerste kop koffie kwamen we tot overeenstemming over de beste opname. Ik zag de foto op zijn camera.
    Maar toen ik later het resultaat opgestuurd kreeg, was er een gevoel van teleurstelling. Er leek iets niet in orde te zijn. De fotograaf nodigde me uit om bij hem thuis nog eens op zijn computer te kijken. Daar kwam de aap uit de mouw: het bleek dat hij wel vijftig fotoshop-aanpassingen had gedaan. Zo was mijn hoofd iets hoger geplaatst, waren mijn oogleden wat opgetild en was het schilderij op de achtergrond vervangen door een ander. De restvorm tussen mijn benen was groter gemaakt en mijn buik wat dunner.
    ‘Gewaardeerde vriend,’ zei ik, ‘ik ben een man van 66 jaar met een buikje, een nogal ingezakte houding, en mijn ogen zijn geloken, moe van de boze wereld. Mag dat alsjeblieft? En hang ook het oude schilderij weer op z’n plek. Graag!’
    De fotograaf, begiftigd met talent voor plastische chirurgie, toonde begrip en draaide alles terug. Voor de dood mij haalt, kon ik in elk geval deze poging tot vergruizing tegenhouden.

In het werk van schilder en tekenaar Diederik Gerlach (Scheveningen, 1956) staat de herinnering centraal. In allerlei vorm worden eigen ervaringen uit de vroege jeugd gereconstrueerd en vermengd met fictieve werkelijkheden, verbonden aan foto’s en verzamelingen die variëren van reisfolders tot illustraties uit vergeten tijdschriften en boeken. De laatste jaren schrijft hij korte verhalen en beschouwingen. Diederik Gerlach woont en werkt in Den Haag en Berlijn.