De expedities van Rens Krikhaar
Tekeningen: Rens Krikhaar
Johan Fabricius, de schrijver van De scheepsjongens van Bontekoe, opperde dat schrijven gelijk staat met dromen. Ik zou eraan toe willen voegen dat ook lezen dromen is, of anders wel het bekijken van illustraties. In de imposante boekenkast van mijn vaders studeerkamer wist ik de zeemonsters te vinden. Op staalgravures en kleurenlitho’s kronkelden zij op uit de donkere golven, erop belust om ieder hun weg kruisend fregat met man en muis naar de diepte te trekken. Weltall und Menschheit heette de vijfdelige uitgave (1905) van Hans Kraemer, met Jugendstilomslagen waarin leer, goud en koper de boventoon voerden. Nu ze in mijn eigen boekenkast staan haal ik ze nog maar zelden tevoorschijn; je moet ervoor in de stemming zijn. Alles ademt negentiende-eeuwse geleerdheid, vakmanschap en respect voor de wonderbaarlijke natuur waar wij deel van uitmaken.
Niet alleen de zeemonsters, eigenlijk al die precieze foto’s en prenten van de meest uiteenlopende aardse natuurverschijnselen wekken vage angsten op die leiden naar één en dezelfde gedachte: tot in de nietigste organismen is er een blinde wil om te groeien, volgens onzichtbare wetten. Gedreven door onbekende krachten en machten, gevangen in diepe structuren – hoe je het noemen wilt, overal is die drang tot ontkiemen, groei en voortplanting. Als het groeien stopt, vallen de organismen ten prooi aan sterkere organismen die naar voren dringen om ook weer ten onder te gaan. Door deze boeken raak je doordrongen van de nietige rol van de mens te midden van die alsmaar voort kruiende cyclus van leven en dood. Dat haken naar kennis en geluk, dat de penibele positie van de mens juist benadrukt, is misschien wel de voornaamste drijfveer van kunstenaar Rens Krikhaar (Apeldoorn 1982).
Als leesgraag jongetje maakte Krikhaar kennis met avonturenromans als Robert Stevensons Treasure Island, en nog altijd lijkt hij op zoek naar de belevingswereld die hem in zijn jeugd in de ban hield. In olieverf, met grafiet of met de etsnaald worden de heroïsche zeestukken uit de Gouden Eeuw in herinnering gebracht, of laat hij de ontdekkingsreizigers uit zijn jongensboeken opnieuw ronddwalen in gebieden waar ontberingen de geest en het lichaam ondermijnen nog voor de definitieve ondergang zich heeft voltrokken.
De naïef getekende landkaarten met stippellijnen en andere verwijzingen naar gedroomde paradijzen dobberen op het wateroppervlak van de oceanen. Op een onbekend eiland worden Europese indringers met hun vreemde uitdossingen volgens oude rituelen geroosterd door een groepje kannibalen. Er zijn voorstellingen waarin de inboorlingen zo mager zijn als bezemstelen, en het aangespoelde overblijfsel van een verbrand schip er zo afgeknaagd uitziet als het skelet van een uitgestorven diersoort. Er zijn tekeningen waarin de mens helemaal afwezig is en alleen brokken vulkanisch gesteente het eenzame motief vormen, zodat er geen ontsnappen is aan het besef van vergankelijkheid.
De expedities voeren naar een ‘elders’, maar bijna altijd blijken de visioenen van een andere, betere wereld ijdel en wordt de euvele moed bestraft met een pijnlijke dood. Weinig troostrijke gedachten, maar toch is Rens Krikhaar geen kunstenaar die zijn publiek de put intekent. Mede door de knipoog naar voorgangers als Jan Porcellis, Alfred Kubin, Gustave Doré, ja zelfs Anton Pieck draagt zijn werk een eigen signatuur die boeit en amuseert. Tot lering en vermaak dus. Ik ben benieuwd naar de volgende stappen van Rens Krikhaar, kunstenaar van verhalen en mythes.
Diederik Gerlach