Barlach

F O T O Z A A K

Barlach

Foto: Diederik Gerlach

Eerst kwam Barlach bij mij. Daarvoor was ik in Polen. In een drekkige, snikhete wachtkamer van een verder ijskoud, naar ontsmettingsmiddelen en goedkope tabak stinkend treinstation observeerde ik een groep daklozen die in verschillende staten van dronkenschap verkeerden, wat soms ongewild komisch aandeed. Foto’s durfde ik niet te nemen, en een schetsboekje had ik niet paraat. De trein naar Warschau liet op zich wachten; ik had tijd genoeg om me een haveloze figuur die sterk voorovergebogen zat – niet om iets te zoeken, maar omdat hij doodop was – in mijn geheugen te prenten. Terug in Den Haag maakte ik een tekening. Ik gaf de tekening aan mijn oma, ter ere van haar tachtigste verjaardag, dat was in 1980. Ten overstaan van mijn ouders, broers en zus, neven, nichten, ooms en tantes bood ik mijn kunstwerk aan, met enkele relativerend getoonzette zinnen, hetgeen een oom ertoe bracht om halfluid te vragen: ‘Wat doet die man, zoekt hij soms zijn contactlenzen?’ Maria, zijn vrouw, zei ook iets: ‘Het lijkt op Barlach.’
    Ik kende de Duitse kunstenaar Ernst Barlach (1870–1938) van een enkel beeld in het Haags Gemeentemuseum, ‘Der Melonenschneider’. In die tijd interesseerden de stoffige kleuren van de Italiaanse schilder Morandi mij meer. Over kleuren gesproken: Barlachs moeder had eens tegen haar oudste zoon gezegd dat hij geen gevoel voor kleur had. Ernst nam haar opmerking serieus en liet het schilderen voor wat het was. ‘So wurde ich Bildhauer.’ Talent bezat hij naar eigen zeggen niet, maar wel iets anders: wilskracht en eigenzinnigheid. Nog tijdens zijn leven werd hij beroemd als beeldhouwer, graficus en schrijver. Hij werd zelfs vereerd.
Maar ook verguisd. De kunstbonzen onder Hitler waren verdeeld, uiteindelijk werd zijn werk toch als ‘entartet’ bestempeld en uit de musea en galeries gebannen. Zijn meesterwerk ‘Der Schwebende’ of ‘Schwebender Engel’ uit 1927, dat de gelaatstrekken vertoont van Barlachs collega en geestverwante Käthe Kollwitz, werd eerst uit de Dom van Güstrow (Mecklenburg) verwijderd en in 1941 omgesmolten voor de wapenindustrie. Gelukkig hadden vrienden een kopie laten maken en deze verborgen gehouden. Dankzij hen kon ik tijdens mijn eerste bezoek aan Güstrow, waar Barlach in 1910 zijn woning en atelier had laten bouwen en waar hij tot zijn dood zou blijven wonen, zijn bronzen vredesengel van voren, opzij en van onderen aanschouwen.
    Een ander beeld van Barlach dat mij minstens zo beroert, eveneens uit 1927, staat sinds 1955 weer opgesteld in de Dom van Maagdenburg, waar het op last van de kerkgemeenschap in 1934 was verwijderd: het ‘Magdeburger Ehrenmal’, een uit eikenhout gesneden ensemble van figuren, gemaakt ter nagedachtenis aan de gevallenen van de Eerste Wereldoorlog. Achter drie ‘halffiguren’, Nood, Dood en Vertwijfeling (de kunstenaar zelf), rijst een Alwetende op, zijn handen rustend op een kruis met de jaartallen 1914-1918, geflankeerd door een gehelmde ijzervreter en een onwetende rekruut, voorbestemd om als kanonnenvoer te eindigen. De bruutheid en zachtheid van de dood heeft Barlach hier in één beeld verenigd. Deze verdienste, hem zo eigen, voert terug naar de artistieke openbaring die hij kreeg tijdens zijn eerste Rusland-reis, in 1906. In het harde Russische plattelandsleven kon Barlach zich spiegelen; met stevige potloodhalen schetste hij de eenvoudige vormen van in lompen gehulde boeren en bedelaars, in al hun bezielde en groteske levensuitingen. Met hen voelde hij verwantschap.
    Zo vond hij de weg naar het expressionisme, de kunstrichting die bij hem paste, hoewel zijn werk verre bleef van modieuze aspecten (waaraan ieder -isme ten onder gaat). Zo kon hij ook een brug slaan naar de Duitse houtsnijders en beeldhouwers van de laatgotiek en de vroege renaissance, die de mens centraal stelden. Maar ook daar gaat de vergelijking niet helemaal op: bij Barlach geen opzichtige virtuositeit en technische details, maar een onophoudelijk streven naar een samengebalde vorm die het hoogst dringende uitdrukt, misschien het best gekarakteriseerd door het begrip ‘gestalt’. ‘Gestalt: Seele die sich Form schafft.’ Een formulering van dichter, filosoof en theoloog Johann Gottfried Herder, die, hieruit volgend, de kunstenaar zag als middelaar tussen God en de mens, en in vrije vorm gevolg diende te geven aan zijn ‘goddelijke’ ingevingen. De eigenzinnige vormentaal van de expressionist Barlach zou hij in die zin waarschijnlijk hebben gewaardeerd.
    Hoewel Barlach geen gelovige was, is zijn kunst wel doordrenkt van christelijke religiositeit. Maar bij hem vind je geen verlossing. De Barlachse mens levert een wanhopige strijd om het naakte bestaan, vecht tegen de eenzaamheid (‘die Hexe Einsamkeit’), bewandelt dwaalwegen en wordt gekweld door demonische krachten, voordat hij heroïsch ten onder gaat: ‘Der Tod auf dem Misthaufen ist ein anständiger Tod’ (Barlach). Overigens gaan zijn mensfiguren steeds dik aangekleed, in gewaden die ertoe lijken te dienen om alle beweging van het menselijk lichaam in één machtige vorm te vangen. Of had hij een hekel aan naakt? Een anekdote vertelt dat de kunstenaar, woonachtig aan de Inselsee, niet erg gecharmeerd was van tijdgenoten die de ‘Freikörperkultur’ aanhingen en zich voor zijn neus zonder badkleding te water begaven. ‘De mens draagt kleren. God weet waarom.’
    Ik kwam naar Barlach. In de musea van Güstrow, Berlijn, Hamburg en andere plekken. In
Berlijn kon ik via het veilinghuis Dannenberg Barlachs ‘Blinder Bettler’ uit 1913 verwerven. Sindsdien begroet ik dagelijks een porseleinen figuur in kleermakerszit, een bedelnap in de handen.
    Op een winderige middag bezocht ik mijn tante Maria, die met twee woeste honden woonde aan de Duitse grens. Toen ik haar wilde omhelzen, weerde ze me af: ‘Niet doen, ik ben nu oud en lelijk.’ We schudden handen. Ze vertelde haar levensverhaal, dat mij nagenoeg onbekend was. Ik wist alleen dat ze Duitse was en in Bentheim mijn oom had ontmoet. Wie schetst mijn verbazing toen ze vertelde dat ze in Güstrow was geboren en als kind de kunstenaar Barlach nog had gekend. Ze vond het maar een griezelige man. Nu kon ik haar opmerking van veertig jaar geleden beter plaatsen.
    Ons afscheid was weer met een handdruk. Eén handdruk verwijderd van Ernst Barlach, dacht ik.

Diederik Gerlach

In het werk van schilder en tekenaar Diederik Gerlach (Scheveningen, 1956) staat de herinnering centraal. In allerlei vorm worden eigen ervaringen uit de vroege jeugd gereconstrueerd en vermengd met fictieve werkelijkheden, verbonden aan foto’s en verzamelingen die variëren van reisfolders tot illustraties uit vergeten tijdschriften en boeken. De laatste jaren schrijft hij korte verhalen en beschouwingen. Diederik Gerlach woont en werkt in Den Haag en Berlijn.