Waar zit je

F O T O Z A A K

Ze konden hem niet vinden. David was in de richting van het weiland gelopen, Harold rondom de boerderijen langs de weg die ze niet mochten oversteken en Freek was verder het bos in gegaan. Zolang ze elkaar nog konden horen, bleef de angst onderdrukt, maar als er op een roep geen antwoord meer kwam, liepen Harold en David niet verder. Freek moest wel, als oudste. Verantwoordelijkheid wordt je opgedrongen.
    Iedere keer als Arne zich verstopte en Freek moest tellen, keek hij door zijn wimpers waar zijn kleine broertje heen liep. Arne was pas tien en zag het gevaar niet. Het gevaar van de diepe greppels, de bijtende waakhonden bij de boerderijen, de asfaltweg waar soms veel te hard werd gereden, het gevaar van verdwalen in het bos. Deze keer was Arne te snel geweest en had Freek niet kunnen zien waar hij heen was gelopen.
    Ze riepen en hoorden alleen elkaar. Geen dunnere stem die antwoordde: ‘Ik ben hier!’ of: ‘Jullie kunnen me toch niet vinden.’ Alleen de stilte na de lange uithaal van Freek: ‘Arneeeee!’ Zonder echo.

De schemering kwam over het veld aangekropen, onmerkbaar bijna, maar in de winter kon het plotseling donker zijn. Dan was het te laat. Vader zou zijn boosheid in zwijgen verhullen, moeder zou reddeloos het erf op lopen om te roepen. Het was twee keer eerder gebeurd. Alleen Arne kon zich zo goed verstoppen dat zelfs vader hem niet kon vinden. De eerste keer had hij zich op zolder verborgen, nadat hij in tien minuten naar huis was gehold. De achterdeur stond altijd open en Arne wist precies welke traptreden kraakten. Vlak voor het eten was hij naar beneden gekomen, vrolijk fluitend. Moeder haalde snikkend en hortend adem, vader sloeg op tafel maar zei verder niets. De tweede keer had hij zich in de kerk verstopt, achter het altaar. Toen de koster de deur op slot wilde doen omdat het buiten al donker was geworden, klonken er kleine voetstappen over de marmeren graven van de kerkvloer. De koster had hem thuisgebracht. Daarna hadden ze afgesproken dat ergens binnen niet meer mocht. En op maximaal tweehonderd meter van de telboom.

Freek had David als eerste gevonden, in een boom, een boom die ze vaker gebruikten. Harold had het beter gedaan, in een greppel zonder water, onder een berg bladeren. David en Harold waren op de vierkante bank gaan zitten die om de telboom stond en Freek liep in steeds grotere cirkels door het bos. Na een kwartier waren ze met z’n drieën gaan zoeken, ieder een andere kant op.

Vader keek over zijn krant en schudde zijn hoofd toen hij maar drie zonen telde. Moeder riep vanuit de keuken dat ze op zolder en in de kerk moesten zoeken. De aardappels waren koud toen ze terugkwamen, de boontjes slap. Vader had zijn vlees al op.
    Het hele gezin was terug naar het bos gegaan. Buren hadden zich bij hen aangesloten, met tien man liepen ze kriskras door het bos, door elkaar roepend. De honden van nabijgelegen boerderijen blaften. Ondanks al die geluiden was het angstaanjagend stil in het bos.

Arjen van Meijgaard

Arjen van Meijgaard (1973) is docent in het voortgezet onderwijs en heeft een aantal korte verhalen en gedichten gepubliceerd in verschillende literaire tijdschriften, w.o. De tweede ronde, Deus Ex Machina en Extaze. Hij schrijft recensies voor boekhandel Athenaeum (Franstalige literatuur), Tzum en NBD/Biblion. Een verhaal is verschenen in De beste verhalen van duizendwoorden, Nieuw Amsterdam, 2006. In oktober 2017 publiceerde hij zijn debuutroman We hebben alles bij ons in de Extaze-reeks van Uitgeverij In de Knipscheer, in 2022 gevolgd door zijn tweede roman De laatste klanken van Icarus, verschenen bij Uitgeverij kleine Uil. Begin november 2023 verscheen de verhalenbundel Pretpark Pararijs en andere verhalen (Uitgeverij kleine Uil).