De lezer en de schrijver
Ik denk dat het kan bij jou. Mezelf het lijf uit de longen herhalen
voor de duur van een gedicht mezelf vastspelden op het witte
matras zoals een vlinder in een lijst
ieder woord gedroogd tegen mijn lijf,
een filmlaag met de kleur
van olie op water
en jij boven mij
je vingers als valken laten bidden boven een dij.
We zullen smetteloos zijn voor elkaar
door enkel te praten in gedichten, opnieuw beginnen
met iets niet te benoemen in één woord
en het zo lijkt alsof het over het weer gaat:
Vandaag zonnig.
Vandaag vluchtelingencrisis.
Nee, we zullen smetteloos zijn voor elkaar
onvervuild spreken en al wat er niet meer staat,
is het witte, withete matras waarop wij liggen.
Burlen
Hoe ik altijd maar in zuigen spreek ongewild en wild
met gekkohanden mezelf aan je hecht in susklanken
jij de monsters het bed in jaagt de klauwen in bloei
aan de bezittelijke voornaamwoorden tot ik enkel nog sis
van mij, mijn, de mijne
terwijl we met natte hondenneuzen stippellijnen
trekken, kruisvormige sleepsporen zoals soldaten
aan het front een kus in een brief, daar
morsen we uit onze kleren
Nele Bruynooghe