Elders bespreekt
Het huiswapen
van Nadine Gordimer
B O E K B E S P R E K I N G
Nadine Gordimer, Het huiswapen,
2004, derde druk, eerste druk 1998, Uitgeverij Meulenhoff/Bert Bakker, 349 blz.,
€ 14,95 hardcover
‘Er is iets verschrikkelijks gebeurd.’ De eerste zin laat er geen misverstand over bestaan, ook al weet je als lezer dan nog niet wat dat verschrikkelijke is. Maar lang laat de Zuid-Afrikaanse Nobelprijswinnares Nadine Gordimer je in haar boek Het huiswapen daar niet over in het ongewisse.
Wanneer een blank echtpaar het ontbijt nog maar net achter de rug heeft, gaat bij hun ommuurd wooncomplex in Zuid-Afrika de bel. Er staat een jongeman aan de beveiligde ingang. Hij maakt zich bekend als een vriend van hun enige zoon. Ze kennen hem niet, maar laten hem binnen. De vriend heeft slecht nieuws. Hun zoon is gearresteerd.
Langzaam maar zeker ontvouwt zich daarna het verhaal. Over wat er is gebeurd in het huis van de woongroep waar in het tuinhuis hun zoon woont. Hij zou met het wapen dat de leden van de woongroep in huis hadden, een van hen hebben doodgeschoten. De wereld van de ouders stort in, beetje bij beetje.
Hun zoon! Wit, uit een welgesteld milieu, afgestudeerd en met een goede baan, net als zijn ouders. Wat is er gebeurd? Ze mogen in de gevangenis slechts even met hem praten, in aanwezigheid van zijn zwarte bewakers, maar hij vertelt hun niks. Gordimer beschrijft hoe vader en moeder door het gebeurde aanvankelijk uit elkaar groeien: ze maken elkaar in stilte verwijten, was de een niet te meegaand, de ander niet te veeleisend, kennen ze hun zoon eigenlijk wel?
De ouders gaan op zoek naar de beste advocaat die ze kunnen vinden. Dat is een zwarte man met een uitstekende staat van dienst. Zo zijn ineens de rollen omgedraaid. Witte ouders van een van moord verdachte zoon zijn afhankelijk van een zwarte man. Hij is nu degene die als eerste tutoyeert, terwijl in de geschiedenis van de dan nog maar net afgeschafte Apartheid het de ‘blanken’ waren die hun zwarte bedienden altijd met de voornaam aanspraken. Nooit andersom.
Beetje bij beetje vertelt Gordimer wat er die bewuste avond gebeurde, toen hun zoon het wapen gebruikte. En wat de aanleiding was voor hem om het pistool te richten op de man op de bank in de huiskamer van de woongroep. Hamvraag in de rechtszaak is of de zoon de man met voorbedachten rade heeft gedood. Daar lijkt gezien de voorgeschiedenis alle reden toe.
De zoon bekent dan ook het huiswapen te hebben gebruikt en te hebben geschoten. Maar had hij dat voornemen al toen hij vanuit het tuinhuis naar de gezamenlijke huiskamer liep die fatale nacht? Die vraag doet ertoe, omdat in Zuid-Afrika de doodstraf dan nog niet is afgeschaft. Ten tijde van de Apartheid kregen vooral zwarte Zuid-Afrikanen de doodstraf. Daar hadden weinig blanken toen moeite mee. Maar nu hangt het zwaard van Damocles boven het hoofd van hun eigen zoon!
De dreiging van de doodstraf brengt de ouders weer bij elkaar, hoezeer ze zich verder ook alleen voelen. Want hun vriendenkring wordt kleiner en kleiner. Hun enige uitstapjes zijn de bezoeken aan hun zoon in de gevangenis. Een keer worden ze uitgenodigd door hun zwarte advocaat, bij hem thuis. Je voelt het ongemak.
Als dan eindelijk de dag aanbreekt waarop de rechter het vonnis zal uitspreken, zit je als lezer net zo gespannen te ‘luisteren’ als beide ouders. Zoals het een rechter betaamt, gaat deze van enerzijds naar anderzijds, de voorgeschiedenis, die fatale nacht, de aanwezigheid van het wapen, alles komt langs. Gordimer weet dat zo te beschrijven dat je het ene moment denkt dat het de finale straf wordt en het volgende moment daar toch weer over twijfelt. Ik moest het boek een paar keer wegleggen, zo spannend was het.
Want wat de auteur doet, is ook je eigen vooroordelen oprakelen, je eigen ongemak dat het hier een witte, goed opgevoede jongeman is die heeft geschoten, je medeleven met die zoon door wat je als lezer inmiddels allemaal weet over de voorgeschiedenis, je medeleven ook met de ouders en je afgrijzen over de doodstraf. Hoe de rechter uiteindelijk vonnist, laat ik hier in het midden. Wel is de ontknoping wonderschoon. Maar ook weer ongemakkelijk, want het is alsof de zoon uiteindelijk de enige is die verantwoordelijkheid neemt voor wat er is gebeurd.
Aukje van Roessel