Elders bespreekt
Valwind van Peter Veen
B O E K B E S P R E K I N G
Peter Veen, Valwind
2019, in eigen beheer uitgegeven, 112 pagina’s, € 15
We kregen het boek toegestuurd met een briefje van de auteur. Daarin schrijft hij dat je geluk nodig hebt wanneer je je boek rondstuurt. Het geluk dat bij de ontvanger een vonk overspringt en deze het boek meer gunt dan de paar seconden die de gemiddelde man/vrouw uit het boekenvak aan een ongevraagd toegestuurd werk besteedt. Bij mij gebeurde dat, want ik keek het in en ik las het uit.
Valwind is een dun boekje. Toch bestaat het uit welgeteld 107 verhalen. De meeste zijn niet langer dan een halve pagina en acht halen de dertig woorden niet eens. De titels passen zich aan en bestaan op een enkele uitzondering na uit één enkel woord: Dan, Fabel, Hoe, Leeg, Niets… Het enige verhaal met een langere titel, Herinnering aan de jachthaven van Dover, is opvallend genoeg het kortste verhaal uit de bundel: vier woorden en twee getallen.
Het zijn kleine verhalen, zegt het achterplat. Je zou het misschien beter observaties kunnen noemen. Soms zijn het ook gedachten, invallen. De meeste waarnemingen worden gedaan in en om het woonhuis van de ik-persoon, te voet, op de fiets of in de auto. Dat huis ligt midden in het akkerland, in een deel van Oost-Nederland dat aan Duitsland grenst. De eerder genoemde brief vermeldt als woonplaats van de auteur Nieuw-Schoonebeek (Drenthe). Het lijkt aannemelijk dat die plaats ook het decor is van veel wat in de bundel beschreven wordt.
Wat zoal voorbijkomt, is het gedrag van dieren, het landschap (een verkavelingsweg, het lege land) met daarin af en toe een andere persoon. Gedachten komen op over het ouder worden (met de dood soms nabij), de stilte, een droom. Verwacht geen hemelbestormende of exotische observaties. De auteur gebruikt dan ook geen grote woorden. ‘Niks’ en ‘niets’ komen veel voor. De fragmenten die Veen uitlicht, zijn alledaags. Een voorbeeld. De ik-figuur wordt begroet door een andere wandelaar met een ‘goedemorgen’, de ik-figuur groet terug. De schets wordt besloten met: ‘(…) maar (ik) spreek het langzaam uit zodat het niet kort klinkt. Niet onbeleefd kort klinkt. De honden ruiken aan elkaar. Steken hun staart omhoog.’
De stukjes zijn in helder, subtiel en prettig leesbaar proza gesteld. Zinnen waar de lezer over zou kunnen struikelen, schrijft Veen niet. Een enkele keer duikt een meer poëtische zinsnede op, zoals ‘vroeg wakker met een hoofd vol gisteren’ of ‘Droom het verleden klaar’. Mooi is het zeer korte verhaal met de titel ‘Slijt’, dat begint met ‘Het is niks gedaan dit leven en op mijn leeftijd kan ik er ook niks meer van maken’ en besluit met ‘De uren tellen, de seconden, veel meer doe ik niet. En weten dat het langzaam stopt. Dat de ruimte tussen twee tikken steeds groter wordt, tot ooit een keer de volgende niet komt. Tot het stil is.’ Aardig is dat er dan opeens tussen de doodnormale belevenissen een stukje voorbijkomt met een bijzondere, onverwachte wending. Zoals in ‘Buitenaards’, waar een door de lucht waaiend pluisje bij de ik-figuur de gedachte aan een buitenaardse levensvorm oproept. Of in ‘Vier’, waar de trap in huis op een goede dag misschien opeens een trede minder telt. Met die afwisseling voorkomt de schrijver dat zijn bundel saai wordt.
Het boek is in eigen beheer uitgebracht. Dat is in dit geval geen diskwalificatie. Het is in alle opzichten mooi vormgegeven. Van Peter Veen verschijnt binnenkort een nieuwe bundel met zeer korte verhalen. Zie voor meer informatie de website www.peterveen.nl.
Boekbespreking door Hein van der Hoeven